Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label pinksterbloem. Alle posts tonen
Posts tonen met het label pinksterbloem. Alle posts tonen

maandag 27 april 2015

Voorjaarsbloeiers

Een beetje laat misschien, want de eerste "voorjaarsbloemen" zag ik al halverwege januari. Intussen heb ik voldoende foto's om er een post aan te wijden en er, zoals je van me gewend bent, iets over te vertellen.

Hzelaar (Corylus avellana)
Januari was een zachte wintermaand en je zag toen al de frisse gele trossen van de mannelijke katjes van de hazelaar die in de nog kale struiken al van ver de aandacht trokken.De hazelaar is eenhuizig; zowel de mannelijke als vrouwelijke bloeiwijzen zitten aan dezelfde plant.

De vrouwelijke bloeiwijze zit als een klein knopje in de oksels van de bladeren en is pas goed te zien als het kleine rode bloempje verschijnt. Voor meer uitleg hierover en de foto's verwijs ik naar de blog zachte winter en heksensnot.

Kleine crocus (Crocus minimus)
Niet alleen de mensen genoten al vroeg van het zachte weer, ook voorjaarsbloeiers zoals de krokus, zijn nl. echte zonaanbidders. De krokus is een geslacht uit de lissenfamilie, die vooral afkomstig is uit de bergen rond de Middellandse Zee. Deze foto is van 9 maart. Terwijl de bloemen tot dan toe gesloten bleven omdat de zon niet scheen, zag ik op die dag dat deze "kleine krokus" (als ik het tenminste goed heb) al om een uur of 10 bij een zwak zonnetje helemaal open stonden. Zo wordt namelijk de warmte die de zon af geeft, als het ware opgevangen en zijn ze op hun mooist. De "Crocus minimus" is een makkelijk bolletje mits ze op een warm, zonnig en droog plekje geplant wordt.

Kerstroos (Helleborus)
De kerstroos of helleborus komt in het wild voor in Oost- en Midden Europa, op de hellingen van de Oostelijke Noord- en Zuidalpen. De planten die we hier zien, zijn gekweekte soorten. Er komen steeds meer varianten (hybriden) op de markt. Deze vond ik halverwege maart in de tuin van het NMC.
Hoewel deze plant volgens mij niet in de vrije natuur te vinden is, vind ik 'm zo mooi dat ik 'm toch plaats.
De naam suggereert dat de plant rond de kerst bloeit, maar dat gebeurt pas vanaf februari tot april. Zij bloeit rond Kerstmis slechts binnenhuis op kamertemperatuur. De bloem lijkt ook in de verste verte niet op een roos. De officiële naam is nieskruid of nieswortel. Helleborus betekent zoiets als "dodelijk voedsel".
Deze naam is niet toevallig, want de helleborus is giftig. Maar wie eet die nou? Het zijn gemakkelijke planten die het geweldig op kleigrond doen, maar ook op goed bemeste zandgrond groeien ze uitstekend.

Klein hoefblad (Tussilago farfara)
Terwijl we bij de krokus en de kerstroos te maken hebben met een cultivar, was het klein hoefblad de eerste echte bloeier in de vrije natuur die ik dit jaar op 11 maart zag.

Evenals het speenkruid is het klein hoefblad dan ook dé lentebode; de bloeitijd is al heel vroeg in maart.
De vorm van het blad heeft wel iets weg van een paardenhoef.Vandaar de naam. Dat is tijdens de bloei nog niet te zien, want de plant behoort tot de naaktbloeiers. Dan zijn het nog korte, groene schubjes langs de stengel. Pas na de bloei ontwikkelen die zich tot hartvormig of ronde en soms getande bladeren. De bloem wordt graag bezocht door bijen en dan m.n. de solitaire bij. Vroeg in het voorjaar hebben ze ook weinig keus. Meer weten? Klik dan op deze link.

Gewone Wilg (Salix alba)
De Salix of wilg staat symbool voor nieuw leven. De knuffelzachte wilgenkatjes zijn net zoals de hazelaar, het speenkruid en klein hoefblad, echte voorjaarsboden. Je ziet de opvallende gele katjes (de mnl. bloemen) soms al begin maart uitbundig bloeien. De temperatuur en standplaats spelen hierbij uiteraard een bepalende rol. Dit jaar heeft het allemaal wat langer geduurd voor we ze te zien kregen.

mannelijke bloem
vrouwelijke bloem
De snelgroeiende wilg houdt van een vochtige bodem en je vindt ze dan ook veel langs sloten en plassen. Mannelijke bloemen (alleen met meeldraden) en vrouwelijke bloemen (alleen met stampers) komen op afzonderlijke bomen voor; ze zijn tweehuizig. Er bestaan dus zowel mannelijke als vrouwelijke planten van deze soort. Dat is ook de reden dat het stuifmeel door de wind en insecten geleverd moet worden aan een bloem van een andere plant (kruisbestuiving). Wilgen zijn voor insecten een belangrijke leverancier van stuifmeel. Diverse solitaire bijen, zoals de bruine zandbij, zijn zelfs afhankelijk van bloeiende wilgen.

Gaspeldoorn (Ulex europaeus)
De gaspeldoorn is net als de brem een vlinderbloemige en staat op de Nederlandse Rode Lijst van Planten als vrij zeldzaam. Hij wordt echter ook als sierheester geteeld en dat zal hier waarschijnlijk het geval zijn, hoewel ik hem aan een bosrand vond. Deze gedoornde groenblijvende struik vind je op de zandgronden, heidevegetaties, bermen en bosranden in Drenthe, O.Brabant en M. Limburg.

De gaspeldoorn blijkt trouwens vaak met de stekelbrem te worden verward, maar hij bloeit veel eerder dan de brem. En er zijn nog meer verschillen waaraan je het kunt zien. De bloemkelk van de gaspeldoorn is namelijk in twee lippen gespleten en behaard, terwijl dat bij de brem niet het geval is. Ook de jonge takken en de peulen zijn trouwens zacht behaard. Hoewel hij dus sterk op de stekelbrem lijkt, zie je dat de “bladeren” gereduceerd zijn tot groene, diepgegroefde en stijve doorns, terwijl de jonge “bladeren” drietallig zijn. Bij de stekelbrem is dat allemaal niet het geval.

Oosterse sterhyacint (Scilla siberica)
De Oosterse sterhyacint  staat nu ook volop in bloei. Dit bolgewas wordt gerekend tot de leliefamilie. De Scilla houdt vooral van vochtige, humusrijke bodem en is goed vorstbestendig. Zon en lichte schaduw zijn geen probleem, maar de soort kan niet goed tegen grote hitte of droogte. Er wordt wel eens gezegd dat het de blauwste bloem in Nederland is. Het is een zogenaamde stinsenplant. Stinsenplanten zijn in de regel rijkbloeiende voorjaarsbloeiers. Het is de benaming voor een groep planten, die geplant is op oude landgoederen, boerenhoven e.d maar daar oorspronkelijk niet voorkwam. De naam komt van het Friese woord stins; een versterkt en met stenen gebouwd huis. Hier werden de woningen van adellijke of aanzienlijke families mee bedoeld, die grote landgoederen bezaten.

Voor het natuurlijke verspreidingsgebied wordt meestal, zoals de soortaanduiding Siberica al aangeeft, Siberië opgegeven. Stinsenplanten zijn dan ook soorten die op de meeste plaatsen in Nederland niet in het wild voorkomen, maar daar lang geleden zijn aangeplant in tuinen en die daar verwilderd zijn en zich vermeerderd hebben. Enkele andere bekende stinsenplanten zijn sneeuwklokje, lelietje van dalen, herfsttijloos, daslook en bosanemoon. Als zo'n plant echter ergens van nature wel groeit (zoals bijvoorbeeld de bosanemoon in Z. Limburg), is het daar geen stinsenplant.


De naam 'Pinksterbloem' doet veronderstellen, dat de bloei gelijk valt met Pinksteren, maar meestal is de plant dan al vrijwel uitgebloeid. Globaal bloeit de pinksterbloem al vanaf begin april. Dat ze al voor Pinksteren bloeit, is overigens niet iets van de laatste jaren. In die zin lijkt de naam minder goed gekozen. In de zeventiende of achttiende eeuw heeft de pinksterbloem haar officiële naam gekregen en waarschijnlijk bloeide ze toen inderdaad rond Pinksteren, want de winters in Nederland waren toen langer en kouder.

Pinksterbloem  (Cardamine pratensis)
Ik zag ze 14 dagen geleden voor het eerst langs een slootkant, maar nu de temperatuur op loopt, staan de weilanden er lokaal mee vol. Als de pinksterbloem volop te zien is, verschijnt het oranjetipje ook. Dit mooie vlindertje heeft deze bloem namelijk als waardplant. Daar moet ik echter nog naar op zoek gaan.
Meer weten? Klik dan op deze link.

Europees krentenboompje  (Amelanchier ovalis)
Het Europees krentenboompje is een struik die je vaak in gemeentelijke plantsoenen aantreft. Dit wordt meestal gedaan vanwege de uitbundige witte bloesem in april en mei.
Er zijn verschillende soorten, maar bij deze soort zijn de bladeren in het voorjaar iets roodachtig.
De rode krentjes die begin juli verschijnen, zijn eetbaar. Mijn moeder maakte er vroeger wel eens jam van. Meestal gebruikte ze die ook bij andere vruchtenjams, want dan hoefde er niet zoveel suiker in. Als je dat eens wil uitproberen, moet je er wel snel bij zijn, want voor je het weet is het boompje al leeg gegeten door vogels, die ze blijkbaar ook lekker vinden en snel opsporen. Hij groeit vooral goed op arme zandgrond.
Het is een struik die gemakkelijk verwilderd en je ziet hem dan ook vaak in de duinen, op de hei en in houtwallen. Het wordt zelden een echt boompje, meestal blijft het een struik.

Stinkende gouwe  (chelidonium majus)
 
Tot slot nog iets over de Stinkende Gouwe. De stinkende gouwe is een algemeen voorkomende vaste plant uit de papaverfamilie. Vreemd eigenlijk, want de plant lijkt in de verste verte niet op de bekende klaproos. Hij heeft namelijk kleine, gele bloemen en enigszins op eikenblad gelijkende bladeren.
De Nederlandse naam is niet moeilijk te verklaren wanneer je bedenkt dat de plant niet zo lekker ruikt en gouwe = goud. Dit slaat op het goudgele sap dat bij verwonding of doorbreken van de stengel naar buiten komt. De stinkende gouwe bloeit van april tot in de herfst. Je vindt 'm vooral langs heggen en bosranden en op licht beschaduwde, voedselrijke, matig droge, omgewerkte grond.

In het Latijn heet deze plant chelidonium majus. Dit is afgeleid van het Griekse khelidion = zwaluw. Deze plant begint namelijk te bloeien als de zwaluwen komen en stopt met bloeien als die weer vertrekken.
Vanwege de talrijke geneeskrachtige werkingen van o.a. het goud-gele melksap en de wortel, wordt ie gebruikt tegen meerdere kwalen.

Andere prachtige voorjaarsbloeiers zoals bosanemoon, daslook, eenbes, gevlekte aronskelk, slanke sleutelbloem en reuzenpaardenstaart, tref je niet aan op de magere zandgronden, zoals we die in Weert en omgeving hebben. Aangezien mijn blog Weertnatuur......... heet, moet je even klikken op deze site van Flickr.  Daar vind je foto's van deze voorjaarsbloeiers, die ik tijdens een bloesemwandeling in Elslo en Geulle gemaakt heb.

dinsdag 7 mei 2013

Oranjetipje

In mijn vorige post over de pinksterbloem, vertelde ik al dat er op weilanden aan de Gebleekte Steeg, die vol stonden met de pinksterbloem, tientallen oranjetipjes vlogen. Het heeft een paar weken langer geduurd, maar nu is toch echt de vlinderlente losgebarsten. Ook voor het oranjetipje zijn het nu "hoogtijdagen". Oranjetipjes zijn lentebodes bij uitstek, hoewel ze het dit jaar in april moesten doen met veel te weinig lenteachtig weer. Vandaar dat ze wat later zijn verschenen.....
Het koude weer is eigenlijk vooral voor de soorten die als vlinder overwinteren (bijvoorbeeld kleine vos) een probleem geweest. Het oranjetipje is een zogenaamde pop- overwinteraar en heeft weinig last van de kou en de regen gehad; hij kwam alleen wat later uit de pop.

vrl. oranjetipje
Het oranjetipje is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes. Planten uit de kruisbloemenfamilie, zoals de pink- sterbloem, worden door veel vlinders uit deze familie en hun meestal groene rupsen als waardplant gebruikt.
Naast nectarplanten hebben vlinders en andere insecten waardplanten nodig. Dit zijn de specifieke planten die een insect nodig heeft voor de voortplanting. Zonder waardplanten geen rupsen, zonder rupsen geen vlinders.

Omdat de smaak van de pinksterbloem wat scherp is, wordt de plant niet graag door dieren gevreten, maar het oranjetipje (Anthocharis cardamines) leeft dus bij voorkeur op de pinksterbloem en zet haar eitje af op deze plant.
Op half beschaduwde plaatsen gebruikt de soort ook wel judaspenning of look zonder look.

Vlak onder de knop wordt slechts één eitje op de bloemsteel afgezet en de rups verschijnt rond half mei-half juni. De rups eet eerst van de bloemen van de waardplant en gaat later over op de zaadjes. De rups heeft hieraan genoeg te eten in zijn eentje. De plant sterft bovendien niet. Wanneer de rupsen uitgegroeid zijn, kruipen ze naar de bosrand om daar tussen de planten te overwinteren als pop.
De bosrand is ook belangrijk voor de vlinders zelf, want de mannetjes gaan daar vooral op zoek naar vrouwtjes. Je snapt het al: het is heel belangrijk voor het oranjetipje dat er graslanden met bosranden in de buurt zijn, dus het Moeselpeelgebied is een bijzonder geschikte omgeving.

Ik dacht trouwens in eerste instantie koolwitjes te zien vliegen, maar het bleken dus nagenoeg allemaal vrouwelijke oranjetipjes te zijn. Het vrouwtje is namelijk wit met een zwarte vlek in de voorvleugels en wordt om die reden vaak met het koolwitje verwisseld. Ze zijn echter een stuk kleiner en vooral met dichtgeslagen vleugels, zie je aan de mooie geel/groen gemarmerde "tekening" dat het geen koolwitjes zijn. De enkele mannetjes die er rondvlogen, waren daarentegen heel duidelijk te herkennen aan de heldere oranje vlek op de vleugels.

Na lang heen en weer gefladder bleef soms een vrouwtje wat langer zitten, zodat ik daar enkele foto’s van heb kunnen maken. Ik vind ze niet echt denderend, maar toch kun je het verschil met het koolwitje op de eerste foto goed zien. Aangezien het leek alsof de mannetjes “patrouilleerden” ,of het gewoon te druk hadden met hun “vrouwenjacht”, hadden ze blijkbaar niet de tijd om even te rusten, dus heb ik daar helaas geen foto van kunnen maken. Knap trouwens dat er mensen zijn die dat wel lukt. Een kwestie van goede apparatuur en veel geduld, en die heb ik beide niet.....

De foto’s die ik hieronder heb geplaatst, zijn dus niet van mij, maar zijn van het internet “geplukt”.
Voor wat meer gegevens en meer geslaagde mooie foto’s van deze vlinder, kun je ook eventueel eens kijken op de site van vlindernet.nl.



vrijdag 3 mei 2013

Pinksterbloem

De naam 'Pinksterbloem' doet veronderstellen, dat de bloei gelijk valt met Pinksteren, maar meestal is de plant dan al vrijwel uitgebloeid. Globaal bloeit de pinksterbloem al vanaf begin april. Dat ze al voor Pinksteren bloeit, is overigens niet iets van de laatste jaren. In die zin lijkt de naam minder goed gekozen. In de zeventiende of achttiende eeuw heeft de pinksterbloem haar officiële naam gekregen en waarschijnlijk bloeide ze toen inderdaad rond Pinksteren, want de winters in Nederland waren toen langer en kouder.
De bloeiperiode is dit jaar wel wat later dan de afgelopen jaren, want over 2 weken (19 mei) is het al Pinksteren.. Ik zag ze pas vorige week voor het eerst, maar nu de temperatuur op loopt, zie je ze overal verschijnen.


In mijn jeugd, zo’n vijftig jaar geleden, kleurden de vochtige tot natte, voedselrijke, maar niet bemeste graslanden, wit en lichtpaars van de pinksterbloemen. Dat zie je tegenwoordig helaas niet zo vaak meer.
Ze komt nog steeds overal voor, maar het blijft meestal beperkt tot de slootkanten. Het aantal vindplaatsen is niet echt minder geworden, maar het aantal exemplaren per vindplaats wel. Dat heeft te maken met de toegenomen bemesting en ontwatering; de nodige biotoop - een vochtig veenachtige of leemachtige ondergrond, die niet wordt verstoord door (over)bemesting -, wordt steeds schaarser.

 

Nu het natuurbeheer van bijvoorbeeld Stichting Ark, Natuurmonumenten en Limburgs Landschap in Weert en omgeving echter gericht is op vernatting, verruiging en "verarming" van aaneengesloten (natte) natuurgebieden, zie je deze plant hier en daar weer rijkelijk (op)bloeien. Een ontwikkeling die ik graag zie..

Zo zag ik vandaag rond de Moeselpeel in verschillende weilanden een uitbundige bloei van grote aantallen pinksterbloemen in overwegend witte, maar ook lila, paarswitte, purperen of violette trossen. Echt wit zijn ze namelijk zelden, maar met het zonlicht weerkaatsend op de bloemblaadjes geeft het een wit aanzien. Een prachtig gezicht dat me weer onbewust aan vroeger deed denken....

Op vochtige grond verspreidt de pinksterbloem zich snel,want de zaadjes ontkiemen makkelijk. Heel bijzonder is, dat de plant zich in een omgeving die héél erg nat is, heeft aangepast. De deelblaadjes zijn dan kort gesteeld en wanneer de onderste bladeren in contact met water komen, ontstaan er worteltjes en wanneer deze bladeren af vallen zijn ze het begin van een nieuw plantje. Het zaad komt in een permanent nat milieu namelijk slecht tot ontkieming en op deze wijze kan de soort zich toch nog voortplanten. Over aanpassen gesproken.....

De pinksterbloem (Cardamine pratensis) is een plant uit de kruisbloemenfamilie. De plant is familie van onze koolsoorten, zoals witte kool en koolrabi, maar ook van o.a. koolzaad, herderstasje, steenraket, judaspenning, look zonder look en bittere veldkers. Vooral met die laatste wordt ze nogal eens verwisseld.

De stervormige bloem bestaat uit vier kroonblaadjes. In het midden staan zes meel- draden. (4 lange en 2 korte). Over de kroonbladeren loopt een aantal (meestal vijf) donker paarse aderen. De bladvorm is veervormig oneven, ze staan verspreid langs de stengel of in rozetvorm. Een pinksterbloem groeit uit een wortelstok en is overblijvend. De plant wordt tot dertig centimeter hoog en steekt met zijn bloemen net boven de gemiddelde hoogte van het grasland uit. Tegen de avond, maar ook bij regenachtig weer, sluiten de bloemblaadjes zich en buigen naar beneden. In Nederland en België is de soort zeer algemeen.

Op een weiland aan de Gebleekte Steeg, dat (zoals op de foto's te zien is) vol stond met pinksterbloemen, vlogen tientallen oranjetipjes. Een mooie gelegenheid om deze mooie vlinder eens wat beter te bekijken, maar daar wil ik in mijn volgende post wat meer over vertellen.



Blogarchief