Weert en omgeving

Introductie Natuur in Weert en omgeving.
Op onderstaande tabel zie je een overzicht van de door mij bezochte natuurgebieden. Deze kun je aanklikken.
Woorden in de berichten die rood gekleurd zijn, verwijzen naar een onderwerp. Als je daar op klikt kom je in dat bericht terecht. Door links bovenaan het scherm op het pijltje te klikken, ga je weer terug naar het vorige bericht.

"De huidige gemeente Weert en omgeving was in oude tijden voor ¾ omringd door woeste gronden, plassen en moerasgebieden. Het "eiland van Weert" kon toen ook alleen maar bereikt worden via hoger gelegen zandruggen (een overblijfsel uit de ijstijd), die in de moerassige gebieden lagen." (Bron: Stan Smeets, in "Andermaal Altweert").
Volledige tekst >>

Select language

Volgers


Posts tonen met het label oranjetipje. Alle posts tonen
Posts tonen met het label oranjetipje. Alle posts tonen

donderdag 25 juni 2015

Allemaal beestjes#2

Vandaag weer een post waarin ik een aantal insecten laat zien, waar ik de afgelopen tijd een foto van heb kunnen maken. In tegenstelling tot veel andere bloggers, wil ik per post meer dan één soort tonen, zodat je slechts 1 of 2 foto's van elke soort te zien krijgt. Voorzien met de nodige informatie uiteraard.

Met deze 8 tot 12 millimeter grote ROZENKEVER of Johanneskever, die tot de familie der bladsprietkevers behoort, zal menigeen niet erg blij zijn als die in de tuin gevonden wordt.
Hoewel de kever wat aan de bloemknopjes knabbelt, veroorzaakt hij niet noemenswaardig veel schade. De larven daarentegen zijn gevreesde engerds. Of beter: engerlingen....
De meest bekende is de larve van de meikever, maar ook de larven van de mestkever, neushoornkever en deze rozenkever worden dus engerling genoemd. De larve vreet aan de wortels van planten, waaronder grassen, maar ook andere gewassen kunnen doodgaan ten gevolge van de schade die wordt toegebracht.

Het ORANJETIPJE is een dagvlinder uit de familie Pieridae. Die van de witjes dus. Het vrouwtje heeft veel weg van het gewone koolwitje en valt niet op, maar het mannetje heeft een grote oranje vlek aan de vleugeltip van de voorvleugel, wat deze voorjaarsvlinder, die in april en mei vliegt, heel herkenbaar maakt.
Je kunt ze vooral vinden bij de zogenaamde waardplanten; de planten waarop het vrouwtje haar eitjes afzet. Sommige vlindersoorten zijn hierin zeer kieskeurig; het verdwijnen van één enkele plantensoort kan al betekenen, dat een vlindersoort mee ten onder gaat. De waardplant van het oranjetipje is de pinksterbloem, maar je vindt ze ook op andere kruisbloemigen zoals bijvoorbeeld look zonder look en de judaspenning. Dit mannetje zat trouwens te snoepen van de nectar van het fluitenkruid.

Het ICARUSBLAUWTJE is een veelvoorkomend dagvlindertje in Nederland en België. De eitjes worden tussen de bovenste bladeren op jonge nog niet bloeiende planten van o.a. de witte klaver en gewone rolklaver afgezet. Deze waardplanten vind je op graslanden, langs bosranden, wegbermen e.d.

Het is een vlindertje dat ik met dichtgeklapte vleugels mooier vind dan met open geklapte vleugels. Met open geklapte vleugels is dan wel goed zichtbaar dat ie een blauwtje is, maar met ingeklapte vleugels zie je de prachtige tekening. Daardoor is hij echter ook moeilijker te vinden.

Deze BOSMESTKEVER of voorjaarskever tref je vooral in april-juni aan op open zanderige gronden zoals heidevelden en verstuivingen, maar ook wel in bossen en langs bosranden.
Het is de bekendste soort mestkever in Nederland en België. Hij lijkt sterk op de gewone mestkever, maar verschilt ervan door de gladdere dekschilden van het achterlijf. Ook is het lichaam boller en hij blijft kleiner, ongeveer 20 millimeter. De kleur is zwart met een blauwe weerschijn. De poten zijn stevig en sterk behaard. Zowel de kever als de larve leven van de mest van planteneters (zoals konijnenkeutels, of droge mest van runderen of paarden). De eitjes worden ondergronds gelegd tussen een ingegraven voorraad mest die dient als voedsel voor de larve.

Op de vorige foto zie je dat de bosmestkever een stevig zwart schild heeft met een ietwat blauwe weerschijn. De kleur aan de onderkant is echter van een heel ander chapiter en menig autobezitter zou wel eens jaloers kunnen zijn op de prachtige metallic blauwe kleur die je dan te zien krijgt. Als hij op zijn rug ligt, is ook goed te zien hoe krachtig hij is gebouwd en hoe stevig de poten zijn; de "tank" onder de kevers. Maar als hij op de rug belandt, is het einde verhaal, want het rolrond lichaam maakt terug rollen nagenoeg onmogelijk. Zeker op een harde bodem, waar hij geen houvast heeft om zich om weer om te rollen, is hij een gemakkelijke prooi, of wordt met enig "gekrikkrak" door een fietser, voetganger of automobilist geplet. Je kunt proberen hem weer liefdevol op zijn pootjes terug te zetten, maar dat heeft zelden zin. Ze zijn gewoon aan het eind van hun latijn en tuimelen dus meestal meteen weer om......

Er is een mei-, een juni- en een julikever. Hoewel het nu juni is, is dit de KLEINE JULIKEVER. Er is ook nog een Echte Julikever. Die ziet er echter heel anders uit.
Dit drietal vond ik bij een graanveld. Er vlogen daar op dat moment veel van deze kevers rond. De reden zal wel duidelijk zijn als je dit trio ziet. De Kleine Julikever lijkt, vanwege de metaalachtig, glanzend groene kleur, wel iets op de rozenkever. Hij is echter op de bovenkant vrijwel onbehaard. Hij sluipt maar gedurende enkele weken uit en is dan eigenlijk alleen maar bezig met te zorgen voor het nageslacht.

Meteen na de paring kruipen de wijfjes in de grond en graven zich in tot een diepte van 10 tot 25 cm, om er hun eieren te leggen. Na een paar weken komen de schadelijke engerlingen uit de eitjes. Die doen er ruim 2 jaar over om volwassen te worden en zitten al die tijd onder de grond. Deze larven of engerlingen zijn, naast hun vreterij aan graswortels (ook graan is een grassoort), op de Midden-Limburgse zandgrond vooral bekend als beschadigers van asperges.

Wantsen zijn zeer talrijk in soorten. Dit is een VUURWANTS. Het is een opvallend insect; rood en met een "Afrikaans masker" op de rug. De kleur is bedoeld om vogels op afstand te houden, de vuurwants heeft namelijk een klier welke een stof afscheidt en ze oneetbaar maakt. En natuurlijk schrikt het "masker" ook af. Hun voornaamste bezigheid is het leegzuigen van de zaden van met name de linde.

net vervelde  onuitgekleurde nimf van de vuurwants
Wantsen voeden zich op verschillende manieren; van schimmels, van plantensappen of de sappen van zaden. Ook zijn er vruchteneters. Andere, waaronder roofwantsen, leven van dierlijk voedsel. In tegenstelling tot bijvoorbeeld bladluizen, zitten wantsen nooit massaal op één plek. De vuurwants is een uitzondering op deze regel. Dan betreft het wel de nimfen, zeg maar de jonge vuurwantsen. Die klitten vaak in groepjes bij elkaar. De vuurwants zuigt ook niet alleen sappen op de toppen, maar altijd gespreid over een plant. Dat veroorzaakt, in tegenstelling tot wat vaker wordt beweerd, nauwelijks schade aan de plant.

De ZURINGWANTS heeft een bruin, vrij rond en plat, leerachtig achterlijf. Aan weerszijden van het halsschild zie je uitsteeksels die iets weg hebben van "schouders". De vierledige antennes zijn duidelijk zichtbaar vanwege de roodoranje kleur met een zwart uiteinde. Afgaande op de antennes is de wants op de foto een vrouwtje, want de mannelijke antennes zijn een stuk langer. Deze soort vind je vooral aan bosranden en op vochtige hooilanden met hier en daar dichtere begroeiing. Hun voedsel bestaat uit sap van planten, zoals uiteraard zuring, maar ook duizendknoop staat op hun menu.

dinsdag 7 mei 2013

Oranjetipje

In mijn vorige post over de pinksterbloem, vertelde ik al dat er op weilanden aan de Gebleekte Steeg, die vol stonden met de pinksterbloem, tientallen oranjetipjes vlogen. Het heeft een paar weken langer geduurd, maar nu is toch echt de vlinderlente losgebarsten. Ook voor het oranjetipje zijn het nu "hoogtijdagen". Oranjetipjes zijn lentebodes bij uitstek, hoewel ze het dit jaar in april moesten doen met veel te weinig lenteachtig weer. Vandaar dat ze wat later zijn verschenen.....
Het koude weer is eigenlijk vooral voor de soorten die als vlinder overwinteren (bijvoorbeeld kleine vos) een probleem geweest. Het oranjetipje is een zogenaamde pop- overwinteraar en heeft weinig last van de kou en de regen gehad; hij kwam alleen wat later uit de pop.

vrl. oranjetipje
Het oranjetipje is een dagvlinder uit de familie Pieridae, de witjes. Planten uit de kruisbloemenfamilie, zoals de pink- sterbloem, worden door veel vlinders uit deze familie en hun meestal groene rupsen als waardplant gebruikt.
Naast nectarplanten hebben vlinders en andere insecten waardplanten nodig. Dit zijn de specifieke planten die een insect nodig heeft voor de voortplanting. Zonder waardplanten geen rupsen, zonder rupsen geen vlinders.

Omdat de smaak van de pinksterbloem wat scherp is, wordt de plant niet graag door dieren gevreten, maar het oranjetipje (Anthocharis cardamines) leeft dus bij voorkeur op de pinksterbloem en zet haar eitje af op deze plant.
Op half beschaduwde plaatsen gebruikt de soort ook wel judaspenning of look zonder look.

Vlak onder de knop wordt slechts één eitje op de bloemsteel afgezet en de rups verschijnt rond half mei-half juni. De rups eet eerst van de bloemen van de waardplant en gaat later over op de zaadjes. De rups heeft hieraan genoeg te eten in zijn eentje. De plant sterft bovendien niet. Wanneer de rupsen uitgegroeid zijn, kruipen ze naar de bosrand om daar tussen de planten te overwinteren als pop.
De bosrand is ook belangrijk voor de vlinders zelf, want de mannetjes gaan daar vooral op zoek naar vrouwtjes. Je snapt het al: het is heel belangrijk voor het oranjetipje dat er graslanden met bosranden in de buurt zijn, dus het Moeselpeelgebied is een bijzonder geschikte omgeving.

Ik dacht trouwens in eerste instantie koolwitjes te zien vliegen, maar het bleken dus nagenoeg allemaal vrouwelijke oranjetipjes te zijn. Het vrouwtje is namelijk wit met een zwarte vlek in de voorvleugels en wordt om die reden vaak met het koolwitje verwisseld. Ze zijn echter een stuk kleiner en vooral met dichtgeslagen vleugels, zie je aan de mooie geel/groen gemarmerde "tekening" dat het geen koolwitjes zijn. De enkele mannetjes die er rondvlogen, waren daarentegen heel duidelijk te herkennen aan de heldere oranje vlek op de vleugels.

Na lang heen en weer gefladder bleef soms een vrouwtje wat langer zitten, zodat ik daar enkele foto’s van heb kunnen maken. Ik vind ze niet echt denderend, maar toch kun je het verschil met het koolwitje op de eerste foto goed zien. Aangezien het leek alsof de mannetjes “patrouilleerden” ,of het gewoon te druk hadden met hun “vrouwenjacht”, hadden ze blijkbaar niet de tijd om even te rusten, dus heb ik daar helaas geen foto van kunnen maken. Knap trouwens dat er mensen zijn die dat wel lukt. Een kwestie van goede apparatuur en veel geduld, en die heb ik beide niet.....

De foto’s die ik hieronder heb geplaatst, zijn dus niet van mij, maar zijn van het internet “geplukt”.
Voor wat meer gegevens en meer geslaagde mooie foto’s van deze vlinder, kun je ook eventueel eens kijken op de site van vlindernet.nl.



vrijdag 3 mei 2013

Pinksterbloem

De naam 'Pinksterbloem' doet veronderstellen, dat de bloei gelijk valt met Pinksteren, maar meestal is de plant dan al vrijwel uitgebloeid. Globaal bloeit de pinksterbloem al vanaf begin april. Dat ze al voor Pinksteren bloeit, is overigens niet iets van de laatste jaren. In die zin lijkt de naam minder goed gekozen. In de zeventiende of achttiende eeuw heeft de pinksterbloem haar officiële naam gekregen en waarschijnlijk bloeide ze toen inderdaad rond Pinksteren, want de winters in Nederland waren toen langer en kouder.
De bloeiperiode is dit jaar wel wat later dan de afgelopen jaren, want over 2 weken (19 mei) is het al Pinksteren.. Ik zag ze pas vorige week voor het eerst, maar nu de temperatuur op loopt, zie je ze overal verschijnen.


In mijn jeugd, zo’n vijftig jaar geleden, kleurden de vochtige tot natte, voedselrijke, maar niet bemeste graslanden, wit en lichtpaars van de pinksterbloemen. Dat zie je tegenwoordig helaas niet zo vaak meer.
Ze komt nog steeds overal voor, maar het blijft meestal beperkt tot de slootkanten. Het aantal vindplaatsen is niet echt minder geworden, maar het aantal exemplaren per vindplaats wel. Dat heeft te maken met de toegenomen bemesting en ontwatering; de nodige biotoop - een vochtig veenachtige of leemachtige ondergrond, die niet wordt verstoord door (over)bemesting -, wordt steeds schaarser.

 

Nu het natuurbeheer van bijvoorbeeld Stichting Ark, Natuurmonumenten en Limburgs Landschap in Weert en omgeving echter gericht is op vernatting, verruiging en "verarming" van aaneengesloten (natte) natuurgebieden, zie je deze plant hier en daar weer rijkelijk (op)bloeien. Een ontwikkeling die ik graag zie..

Zo zag ik vandaag rond de Moeselpeel in verschillende weilanden een uitbundige bloei van grote aantallen pinksterbloemen in overwegend witte, maar ook lila, paarswitte, purperen of violette trossen. Echt wit zijn ze namelijk zelden, maar met het zonlicht weerkaatsend op de bloemblaadjes geeft het een wit aanzien. Een prachtig gezicht dat me weer onbewust aan vroeger deed denken....

Op vochtige grond verspreidt de pinksterbloem zich snel,want de zaadjes ontkiemen makkelijk. Heel bijzonder is, dat de plant zich in een omgeving die héél erg nat is, heeft aangepast. De deelblaadjes zijn dan kort gesteeld en wanneer de onderste bladeren in contact met water komen, ontstaan er worteltjes en wanneer deze bladeren af vallen zijn ze het begin van een nieuw plantje. Het zaad komt in een permanent nat milieu namelijk slecht tot ontkieming en op deze wijze kan de soort zich toch nog voortplanten. Over aanpassen gesproken.....

De pinksterbloem (Cardamine pratensis) is een plant uit de kruisbloemenfamilie. De plant is familie van onze koolsoorten, zoals witte kool en koolrabi, maar ook van o.a. koolzaad, herderstasje, steenraket, judaspenning, look zonder look en bittere veldkers. Vooral met die laatste wordt ze nogal eens verwisseld.

De stervormige bloem bestaat uit vier kroonblaadjes. In het midden staan zes meel- draden. (4 lange en 2 korte). Over de kroonbladeren loopt een aantal (meestal vijf) donker paarse aderen. De bladvorm is veervormig oneven, ze staan verspreid langs de stengel of in rozetvorm. Een pinksterbloem groeit uit een wortelstok en is overblijvend. De plant wordt tot dertig centimeter hoog en steekt met zijn bloemen net boven de gemiddelde hoogte van het grasland uit. Tegen de avond, maar ook bij regenachtig weer, sluiten de bloemblaadjes zich en buigen naar beneden. In Nederland en België is de soort zeer algemeen.

Op een weiland aan de Gebleekte Steeg, dat (zoals op de foto's te zien is) vol stond met pinksterbloemen, vlogen tientallen oranjetipjes. Een mooie gelegenheid om deze mooie vlinder eens wat beter te bekijken, maar daar wil ik in mijn volgende post wat meer over vertellen.



Blogarchief